Het Landelijk Overleg Sociale Zekerheid, WTC Rotterdam, 2002

Home » Literatuur referenties » Het Landelijk Overleg Sociale Zekerheid, WTC Rotterdam, 2002

Stellingen bij de voordracht van W. Kotek, bedrijfsarts

‘Fouten van het verleden en perspectieven voor de toekomst’

  1. Bedrijfsartsen dienen een veel effectievere rol te spelen als arbeidsbemiddelaars en gezondheidsbeschermers. Een taakverandering bij Arbo-diensten is hiervoor gewenst.

  2. Ergonomisch denken heeft evenzeer betrekking op bescherming van de individuele werknemer als op technische verbetering van het productieproces. 

  3. ‘Pas het werk aan aan de werker’ – de oude zegswijze vermeld in artikel 3 van de Arbo-wet – is een van de drie hoekstenen van een doeltreffend Arbo-beleid.

  4. Herwaardering van belastbaarheidprofielen en popularisering ervan in de vorm van arbopassen zullen ertoe leiden dat efficiënter en meer gestructureerd met het begrip passende arbeid wordt omgegaan.

  5. Bedrijfsartsen werden decennia lang opgeleid met de opdracht sollicitanten medisch te beschermen. Ter adstructie een citaat uit het proefschrift ‘De procedure bij het keuren van sollicitanten’ (P.A. van Wely, 1973): ‘Het oogmerk van de bedrijfsgeneeskunde bij de aanstellingskeuring dient te worden omschreven als de selectie van die werkzaamheden, welke door de onderzochte persoon verricht kunnen worden zonder schade voor zijn gezondheid’.

  6. Bij de totstandkoming van de Wet Medische Keuringen tijdens Paars I en II werd helaas geen rekening gehouden met de aanbevelingen over passende arbeid van de Staatscommissie Hessel uit 1977 en met de gelijkluidende opdracht uit de toenmalige Arbo-wet dat bij toewijzing van arbeidsplaatsen de arbeid dient te worden aangepast aan de persoonlijke eigenschappen van de werknemer.

  7. In het rapport ‘Een sollicitant is ook maar een mens’ van de Staatscommissie Hessel (1977) werd voor de zoveelste maal door zowel artsen als niet-artsen geformuleerd dat de medicus uitsluitend gezonde arbeid mag selecteren en zich nooit mag laten verleiden tot personeelsselectie. Ter ondersteuning van dit gedachtegoed werd door de toenmalige artsenorganisaties een memorandum uitgebracht.

  8. De keuringswet van Paars ging uit van de onjuiste premisse, dat bedrijfsartsen bij sollicitaties als primaire belangenbehartigers van werkgevers en poortwachters optreden en gehandicapten daardoor beletten aan het arbeidsproces deel te nemen. Door deze drogredenering werden bedrijfsartsen zoveel mogelijk uitgesloten bij sollicitatieprocedures, terwijl het juister zou zijn geweest hen (zoals thans bij reïntegratiebedrijven) in te schakelen om zwakkere sollicitanten te beschermen. 

  9. Ergonomisch denken betekent uiteindelijk economisch denken.

  10. Het rapport ‘Keuren en Voorspellen’, uitgebracht door de Gezondheidsraad in 1993 en uitgangspunt voor de Wet Medische Keuringen, werd verkeerd onderbouwd en berustte op een hardnekkige misvatting. De hieraan ontleende opvatting van Van Boxtel dat bedrijfsartsen ‘volleerde keurmeesters’ zouden zijn werd gelogenstraft door de getallen die de Gezondheidsraad nota bene zelf opvoerde. Slechts 2% van de sollicitanten bij de Rijksoverheid werd door de Rijks Geneeskundige Dienst afgewezen voor de aangeboden functie.

  11. Uit de uiterst moeizame toegang van arbeidsgehandicapten tot arbeid – zie het rapport ‘Evaluatie Wet op de medische keuringen, 2001’- blijkt dat plechtige beloftes van de Paarse politiek over ‘vele tienduizenden gehandicapte sollicitanten die het bedrijfsleven zonder artsen/keurmeesters wél zouden binnenstromen’op een sprookje berustten.

  12. Het is onbegrijpelijk dat voorstanders van de keuringswet in het parlement betoogden dat de Arbo-wet pas in werking treedt wanneer een sollicitant de Arbo-dienst al heeft verlaten.

  13. De conclusie van de Gezondheidsraad die leidde tot de Wet Medische Keuringen, had moeten luiden ‘aanstellingskeuringen bij sollicitanten, die zijn voorgeselecteerd door personeelsdiensten van de Rijksoverheid, hebben geen voorspellende waarde’ en niet ‘aanstellingskeuringen hebben geen voorspellende waarde’. Bovendien had de Gezondheidsraad moeten concluderen: ‘door rigoureuze voorselectie op vlekjes worden werkzoekende arbeidsgehandicapten zelden of nooit bij Arbo-diensten gepresenteerd’.

  14. Honderdduizenden medische WAO’dossiers tonen aan dat mensen niet alleen ziek worden door een bijzondere draaglast (=belasting) maar ook door een verminderde draagkracht (=belastbaarheid).

  15. Ter vermijding van ziekteverzuim door verminderde draagkracht is het raadzaam een medisch intredeonderzoek te verrichten kort na indiensttreding. Dit sluit zowel aan bij de nieuwe keuringswet als bij een uitspraak van de rechtbank in hoger beroep, opgevoerd in Fiscaal Beloningsbeleid nr. 17, 1999:
    Volgens artikel 7:629 BW dient een sollicitant melding te maken van een handicap waarvan hij kan beseffen wel eens ongeschikt te kunnen worden voor de aangeboden functie. Ook als de sollicitant niet medisch is onderzocht vervallen in dergelijke situaties de Wet Wulbz en de Wet Medische Keuringen.

  16. Jarenlange observatie van werknemers met een gehonoreerd arbeidsadvies toonde aan dat bij deze door de werkgever beschermde groep het ziektecijfer niet hoger was dan van werknemers zonder arbeidsadvies. (Jaarverslagen BGD Hunter Douglas Europe, 1985-1995).

  17. Snelle en vruchtbare integratie is belangrijker en beduidend goedkoper dan late en kostbare reïntegratie.

  18. Het hanteren van de arbopas vereenvoudigt de papierwinkel van o.a. de Wet Verbetering Poortwachter.

  19. De maatschappij en het bedrijfsleven schenken onvoldoende aandacht aan het feit dat bij oudere werknemers weliswaar lichamelijke capaciteiten verminderen maar dat intellectuele en sociale vaardigheden vaak sterker worden en beter kunnen worden benut. Van de WAO’ers blijken 71 procent ouder dan 45 jaar te zijn. Om ziektecijfers te verlagen is het uitermate zinvol om bij oudere werknemers een zogenaamde arbeidsgeschiktheidsindex op te stellen, zoals gepropageerd door Prof. Dr. W.J.A. Goedhard.

  20. Uit publicaties blijkt dat veel kostbare reïntegratiepogingen – ondanks incidentele successen – niet aan beoogde kwantitatieve doelstellingen voldoen. Indien alle Nederlandse bedrijfsartsen dagelijks slechts één arbopas zouden vervaardigen betekent dit dat binnen een jaar de belastbaarheid van ruim 500.000 werkzoekenden in kaart wordt gebracht. De pas schept meer duidelijkheid en stimuleert overleg tussen alle belanghebbenden en deskundigen bij (re)integratie.

  21. Het ‘Professioneel Statuut’ van de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB) omschrijft duidelijk het takenpakket van de bedrijfsarts. Dit statuut zou moeten worden gepopulariseerd en vaker dan thans moeten worden gehanteerd.